Wil je wel wat je wou?
Wil je wel wat je wou?
‘Wil je wel wat je wou?’… dat zei Piet met donderende stem tegen me, ergens op ‘visite’, een winternamiddag, jaren geleden.
Hij keek je dan doordringend aan met heldergrijze ogen. Rechtop, struis, een witgebaarde man, ik had hem willen schilderen, maar dat kwam er nooit meer van.
Piet, een doodgewone naam voor een zeldzame kerel. Die zwierf langs ’s Heeren wegen’, levend van de wind. Woonde in een Pipo-wagen, met daarvoor een oude tractor. Die mocht niet uit, want dan kreeg ie ‘m niet meer aan.
‘Heeft u haast? Ik niet.’ Zei het bordje achterop. Ik fietste er eens achter, en moest nog remmen ook.
Wars van onzin, en op zoek, naar wat er werkelijk toe doet. Hij maakte zelf zijn kist, en sliep er op.
Totdat – tot ieders hilariteit – hij eens door het deksel zakte. Alles is relatief, dus waarom niet.
‘Wil je wel wat jou wou?’
Met die stem als een klok. Van onder borstelwenkbrauwen keek hij je dan vorsend aan, alsof hij speurde naar de bodem van je ziel. Maar – als je dan net op het puntje
van je stoel was gaan zitten, dan liet hij je alweer gaan.
Dit was iets voor jou, iets om zelf op te lossen.
Het zijn woorden die verder leven.
(Voor E.)
(Het is een van de weinige keren, dat ik het werk woord “willen”op een zinnige manier heb horen gebruiken. Bij ons thuis is het inmiddels een tegeltjeswijsheid geworden.) Kunstenares Agnes Martin vertelt over het zelfde, in Hoe kom ik aan inspiratie?
Geef een antwoord