Genaaid en gebonden
Genaaid en gebonden
Toen ik in Amsterdam geboren werd, was ook – eindelijk – de pil uitgevonden. Mijn leven viel samen met de tweede feministische golf. Waar ik de vruchten van plukte en het geworstel van meemaakte. Ik worstelde mee, vanzelfsprekend feminist, mede verontwaardigd over de ontwaardiging van vrouwen, grof en subtiel, al zoveel eeuwen lang.
In 1975, nog net op de Rietveld Academie, werkte ik aan het project Wie mooi wil zijn. Waar je inderdaad het vervolg van het spreekwoord bij mag denken, want daar had ik de grote ‘Maar waarom dan?’- vraag bij.
Vals
Ik schreef en tekende een bittere serie over de wanhopige pogingen van vrouwen om op de een of andere manier mee te tellen in een wereld waar mannen de dienst uitmaken. Het ging over opmerkelijk gruwelijke ‘schoonheidsmiddeltjes’, die door de eeuwen heen door vrouwen werden gebruikt. Het werd een griezelverhaal, maar dan prachtig getekend.
Of roze
De uitgever waar ik belandde met de serie tekeningen en het verhaal had net een humoristisch boekje uitgegeven over heksen en bezweringen. Ze waren helemaal blij met een tekenaar én schrijfster in één. Uitgeverij Ploegsma – van destijds – zag eenzelfde potentie in mijn verhaal. Maar dan als grapje dus. Een stuk kleiner (letterlijk en figuurlijk), en tot mijn verrassing op poederroze papier gedrukt. Er zat beslist een ferme discrepantie tussen mijn eigen uitgangspunt en het zoeken van de uitgever naar de suikerzoete atmosfeer van een boudoir, gewoon voor de gein. Maar ik schakelde om.
Humor
Ik ging in op hun idee, want ik vond het net zo goed hoog tijd voor wat humor in het korzelige fanatisme van de feministische beweging van toen. Denkend, dat het vanzelfsprekend duidelijk zou zijn, dat het leven van een vrouw niet zou hoeven te draaien om het behagen van het manvolk. Was ik te naïef? Het werd niet altijd even goed begrepen, in ieder geval. Maar ik legde dus mijn oorspronkelijke idee, ook door een drukke baan die ik toen kreeg, nog even terzijde. Ik had toch ideeën te over, en griezelverhalen kwamen in mijn werk even zo goed wel aan bod.
Suikerzoet
Het was een goede, zorgzame uitgeverij, maar iemand kwam op het idee om nog iemand anders, een destijds nog onbekende schrijfster, er aan te laten meewerken. Mijn verhalen in haar woorden om te laten zetten. Waarom weet ik nog steeds niet, maar mijn bol had teveel aan z’n hoofd, en ik liet het gaan. De schrijfster was Renate Dorrestein. En toen ik, het werk bijna helemaal voltooid, het verzoek kreeg om ook nog overal glimlachjes toe te voegen voelde ik mij, om in boekentermen te blijven, genaaid en gebonden. Door een maatschappij waarin iedereen toch wel graag overal een beetje aan wil verdienen. En waarin het protest van een vrouw zo suikerzoet aangekleed diende te worden, dat het keurig lamgelegd werd.
Ik was best nog wel een beetje piepkuiken toen, maar ik vraag mij wel eens af: had ik mijzelf nou dezelfde loer laten draaien?
Hierbij: boven een detail uit de oorspronkelijke serie Het zoeken naar de giftige Bella Donnaplant, (druppel er sap van in je ogen en je krijgt mooie grote pupillen, en een zwoele oogopslag dus. Druppeltje teveel en het pakt niet goed uit voor je…) Onder: detail van de rode kaft van het uiteindelijk uitgegeven boekje.
Meer: Kijk bij de jaren ’70. (Het roze boekje is nog wel eens te koop.)
Geef een antwoord