Als je denkt dat je denkt
Als je denkt dat je denkt
Als je denkt dat je denkt en je denkt dat iedereen denkt – en dat al denken dan ook nog logisch denken is – dan heb je een probleem.
Als je ontdekt dat zulk soort denken maar uiterst betrekkelijk is, dan ben je plots een uitzondering. En dat is verwarrend, voor jezelf, voor iedereen. En lastig.
Maar toch: niet-denken is een stevig fundament, dat veel meer mogelijkheden biedt dan de smalle basis dat het denken kan bereiken.
Feest
Leven is feest, een dans, vol verrassingen en volstrekt nieuwe inzichten – als je niet vast zit aan hoe men denkt dat er gedacht dient te worden.
Als ik dat die, dan ga ik ook de mist in.
Dat denken is alleen functioneel op een behoorlijk beperkt terrein. Het is ‘zelf’ beperkend. En dat kan er dan ineens uitzien als een zinloze oefening in saaiheid en constructies.
Als is het niet onmogelijk dat het soms, tijdelijk, plaatselijk, een nut kan hebben. Soms. Hier en daar.
Buitendenkelijk leven
Zolang je niet vergeet dat niets levends van te voren is bedacht. Dat valt niet uit te denken, hoe graag we soms ook willen.
Daar is nooit logisch denken aan vooraf gegaan. Leven leeft. Dat is van een geheel andere orde dan denken.
Kunst laten ontstaan en beleven, dat is een van de wonderen die mogelijk zijn
als je buitendenkelijk leven beleeft.
Wingerd in de Herfst. 2014 (Klik op afbeelding voor vergroting)
Kijk ook hier eens: Beter een ziel op je lijf dan een brein in je bol
Of je leest iets over de Denkmeppers uit the Hitchhikers Guide Through the Galaxy
(Voor Michel B.)
6 reacties
(Reactie op de uitwisseling van 18 december, zie onder.)
Marjan,
Onze wereld lijkt een beetje op elkaar.
Door verklaring wordt éénvoud “in tweevoud”.
Het is een verklarende paradox.
En desalniettemin kan ik daar van genieten.
Dat hoort in onze wereld,
heb ik begrepen van deskundigen.
Het mag en tegelijkertijd mag het ook weer niet.
Waarom zou dat zijn, misschien C.G.Jung, “Het ik en het onbewuste” er een keer op naslaan?
Maarten van der Laag
Naar aanleiding van je tekst ‘Onze wereld lijkt een beetje op elkaar’ van 20 december:
Maarten,
je hebt gelijk, dat een interpretatie het oorspronkelijke van je tekst de ‘wereld’ (zo zou meneer Heyboer dat zeggen) van de dualiteit intrekt.
Ik weiger te geloven in woorden als ‘goed’ of ‘fout’ ,
maar met uitleggen of interpreteren overschrijd ik wel een wonderlijke maar onmiskenbare grens. Het verklaren maakte de paradox duidelijk.
Toch had ik het kennelijk nodig, dit spelen met al die woorden, om uit te vinden of ik jouw woorden wel begreep.
En ook of jij je daarin zou kunnen vinden.
Contact tussen mensen heeft toch wel iets te maken met weten (voor zover dat kan) dat je het zo ongeveer over hetzelfde hebt.
Hoe noodzakelijk dat allemaal is, en of ik me daarmee nou net de verkeerde hoek in werk?
Ik genoot ervan om te doen, en jij hebt er kennelijk ook wel plezier aan gehad.
Maar het is heel, heel goed mogelijk dat het helemaal niet nodig is. Als ik was gebleven op hetzelfde terrein waar het gedicht vandaan gekomen is.
Jouw tekst ‘herinnering’, en ieder gedicht, of brok kunst, is gewoon meer dan voldoende zoals die of dat is. Zolang het ECHT is.
(En dan ook nog: een ander die in je tekst of (teken-) werk gaat zitten prutsen, de horror…)
Marjan
Nou, ik weet het zo net nog niet. Prutsen in andermans(/vrouws) tekst of tekening, dat is ook reageren! En als dat niet mag dan ben ik stout, dan ben ik tegen de veronderstelde regels. Het enige wat telt is, heel terecht opgemerkt door jou, Marjan, is ECHT. Als het maar echt is. Gradaties van echtheid, aanvaardbaarheid, oei, oei, de valkuil van de middelmaat.
Laat ik je dit nog even zeggen: ik heb er van genoten😊.
Dag Marjan,
Ik zou je graag een foto als misschien bijdrage aan het gesprek tussen jou en Maarten van de Laag sturen. Dit gesprek dat ik begrepen heb als uitwisseling over de relatie tussen ‘intuïtief werken’ en ‘werken vanuit de ratio.’
Klik hier voor een foto van mijn recente borduurwerk: http://marjanpennings.nl/wp-content/uploads/2017/11/Dineke-Groenhof-Blaauw.jpg
In mijn borduurwerk komt meer overleg te pas, meer gepuzzel achter de naaimachine, welke kleur, welk draadje, hoe dicht op elkaar, hoe breed de steek om dat te bereiken waar ik min of meer gelukkig mee kan zijn. Meer gepuzzel dan bij het maken van mijn m.n. zwart/grijze inktschilderingen, waar ik me laat leiden door de muziek. Ook daar moeten mijn hersens wel aan het werk, maar anders. De accenten liggen anders, maar ik heb beide nodig. Intuïtie, directheid en enig innerlijk overleg, zowel bij de inkten als bij het naaien.
Dineke Groenhof Blaauw. (Zie deze blog om iets van de genoemde inkten te zien: http://marjanpennings.nl/2017/11/05/penseel-als-seismograaf/ )
(Reactie op de blog van 15 december ‘Als je denkt dat je denkt’.)
Herinnering
En dingen van materie.
En dingen die geen dingen zijn.
En dingen die dingen stellen.
Dingen die dingen lustig mee.
Eén ding, moet ik zeggen,
In twee dingen,
is geen denken aan.
Maarten van der Laag
16 december 2021
Dank Maarten!
Ik vermoed dat ik ‘m ‘vat’, je gedicht ‘Herinnering’ (Van 16 december, hier geplaatst op 18 december).
Wat vind je van deze interpretaie van je woorden? Jouw woorden van je gedicht staan hier herhaald tussen aanhalingstekens.
‘Herinnering’: het denken (uit mijn blog) herinnert zich ineens dat het zoveel met ‘dingen’ bezig is:
‘Dingen van materie, en dingen die dingen stellen’, dus zowel materiele als niet-materiele zaken.
Maar misschien mag ik die twee zinnetjes ook nog iets ánders interpreteren, namelijk als volgt:
‘Dingen van materie’: waarvan het de vraag nog maar is of materie werkelijk bestaat,
want je vervolgt direct met een besef van dat:
‘Dingen die dingen stellen’: alsof het heel goed mogelijk dat ze enkel gesteld worden,
dus misschien wel dat dingen van materie slechts een aanname zijn. Dan kan materie dus zelf ook een aanname zijn.
En daarmee ook als vanzelf, dat de dingen ook slechts aannames zijn. Dat het allemaal aannames van eerdergenoemd denken zijn dus.
En meteen daarna besef je hoe krachtig die ‘Dingen’ om de voorrang strijden: ‘ze dingen lustig mee’.
Wie of wat die dingen ook zouden kunnen zijn, dat maakt niet uit, ze zijn direct verwikkeld om een strijd om het grootste belang.
En in die verwarrende brei van met elkaar strijdende dingen die wel of geen bestaan hebben,
ontdek je het volgende:
maar wát als het nou hoogstens om één enkel ding draait: ‘Eén ding, moet ik zeggen’?
En dat besef is dwingend kennelijk: want je gebruikt het woord ‘moet’.
En direct daarop volgt onderstaand besef:
‘in twee dingen, daar is geen denken aan.’:
Twee dingen is dualiteit, confrontatie, conflict, dat gaat helemaal nergens heen…
Samenvattend:
Dan lijkt je gedicht te kunnen zeggen:
Al dat denken produceert dingen, en gedachtes over dingen,
en dat werkt eigenlijk helemaal niet.
Ook al dringen al die gedachtes en al die dingen nog zó op.
Ze maken dat je vergeet bij het kernpunt te blijven: één enkel ding, de grondslag.
En dat gaat al verkeerd zodra je dat ene in tweeen splitst.
Ik ben benieuwd, Maarten 😉
Groetjes van Marjan